“Soms maakt zo’n gepest kind het er ook gewoon naar…”
Het is een opmerking die je soms hoort op het schoolplein, in de teamkamer, of in gesprekken tussen ouders: “Soms maakt zo’n gepest kind het er ook gewoon naar.”
Een uitspraak waar een bepaalde logica in lijkt te zitten. Want ja, het slachtoffer is vaak een kind dat minder weerbaar is. Misschien wat onzeker, sociaal onhandig, of net even anders dan de rest. Kinderen die zich afzonderen, of die reageren op een manier die “uitlokt” tot meer pesterijen.
Maar toch… deze uitspraak schuurt. Want achter die woorden zit een gevaarlijke gedachte: dat het slachtoffer verantwoordelijk is voor het gedrag van de pester. En dat klopt niet.
Geen enkel kind vraagt erom om gepest te worden.
Nooit.
Pesten is geen individueel probleem
Pesten is geen probleem van één leerling, maar een probleem van een groep. Van een schoolklimaat. Van hoe we met elkaar omgaan, op school en daarbuiten. Ja, kinderen die gepest worden hebben vaak weinig zelfvertrouwen, reageren onhandig of passen niet binnen de ‘groep’. Maar dat is niet de oorzaak van het pesten — het is een gevolg.
De echte dynamiek zit in de groep. Pesten gebeurt namelijk nooit in een leeg lokaal. Er is altijd een publiek. En dat publiek speelt een grotere rol dan we vaak beseffen. Wanneer klasgenoten lachen om de grapjes van een pester, geven ze diegene onbewust macht. En als niemand iets zegt, voelt het voor het slachtoffer alsof niemand het voor hem of haar opneemt.
Daarom is het zó belangrijk dat we erkennen: pesten is een groepsproces.
De meeste kinderen keuren pesten af, maar…
Onderzoek laat zien dat 80 tot 90 procent van de kinderen pesten eigenlijk afkeurt. Maar slechts 10 tot 20 procent komt daadwerkelijk in actie. Dat verschil is cruciaal. Want juist dat kleine percentage dat wel iets durft te zeggen of doen, kan het verschil maken tussen doorgaan en stoppen.
Als we kinderen willen helpen, moeten we niet alleen naar het slachtoffer kijken — ook niet alleen naar de pester. We moeten naar het systeem kijken. Naar de groep. Naar het klimaat in de klas en op school.
Straffen is niet genoeg
Een pester straffen voelt misschien goed, maar verandert zelden iets aan de onderliggende groepsdynamiek. En een slachtoffer naar een sova-training sturen geeft de stille boodschap: “Jij moet veranderen, zodat je niet meer gepest wordt.” Maar dat is precies de verkeerde insteek.
Beter is het om te vragen:
- Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze groep veiliger wordt?
- Welke rol speelt ieder kind hierin?
- Hoe kunnen we pesters helpen om hun leiderschap positief in te zetten?
Want laten we eerlijk zijn: veel pesters hebben invloed. Ze zijn vaak juist kinderen met een sterke positie. In plaats van hen alleen af te wijzen, kunnen we ook met ze oefenen hoe ze conflicten op een andere manier kunnen oplossen. En hoe ze hun kracht kunnen gebruiken om anderen juist welkom te laten voelen.
Wat wél werkt
- Maak pesten bespreekbaar als groepsproces.
- Werk actief aan een positief schoolklimaat, waarin iedereen zich gezien voelt.
- Zorg voor een gedragen Heb samen het gesprek hierover.
- Betrek leerlingen en ouders bij het stellen van de norm, leef die na en bewaak die met elkaar. Zo is voor iedereen duidelijk wat wel en niet geaccepteerd wordt en straal je samen hetzelfde uit.
- Train kinderen om op te komen voor elkaar.
- Geef pesters de kans om hun gedrag te veranderen en hun invloed positief te gebruiken.
- Werk aan herstel.
- Wees als leerkracht of begeleider duidelijk, consequent én betrokken.
Tot slot
Een kind dat gepest wordt, heeft niemand nodig die zegt dat het ‘erom vraagt’. Wat het nodig heeft, is een klas en een school waar het zich veilig voelt. Een groep die weet dat pesten niet normaal is. En volwassenen die daar werk van maken.
Laten we dus samen de norm zetten: Iedereen hoort erbij. Altijd.